Over nomaden en pannenbier
Er zitten mannen op mijn dak. Het begon met eentje, die een kijkje kwam nemen. Hoofdschuddend kwam hij de ladder af. Dat ziet er niet zo best uit, ‘mevrouwtje’, dacht ik erbij. Mijn dak bleek niet meer zo regenbestendig. Dat het dak binnen een paar jaar aan vervanging toe was wist ik toen ik het huis kocht. Dat de dakdekker daadwerkelijk hoofdschuddend van de ladder af kwam, kwam toch als een onaangename verrassing. Ik had gehoopt te kunnen wachten met dat nieuwe dak tot een staatslot mij een gat in de lucht deed springen.
Het zou verstandig zijn als ik de boel zou laten vervangen en laten isoleren. Kost een beetje maar dan heb je wel wat. Er zat weinig anders op. Nu ik wist dat het mis was daarboven, was mijn blik alleen nog gericht op dat plafond om te zien of de druppels er al aan hingen. Ik zou geen oog meer dicht doen als dit nog lang zou duren.
De dakdekker had een vriendelijke kop, een goed verhaal en ik geloofde hem op zijn blauwe ogen. Je kon mij alles wijsmaken op dat gebied, mij kreeg je die ladder sowieso niet op.
Bij de buren was het dak niet veel beter, waarna we er gezamelijk voor kozen de dakdekker in te huren.
De afgelopen dagen word ik rond 07.00 uur gewekt door mannen, die ik na een kopje koffie naar boven stuur. Althans, het dak op dan hé, er zijn grenzen natuurlijk met die dakdekkers.
Het huis van zus wordt ook verbouwd. Niet een beetje maar bijna alles tegelijk. Was een kwestie verbouwen of verhuizen en het huis was te fijn om te verlaten. Grof geschut dus in Huize Zus. Zelfs zo grof dat het de aannemer beter leek dat ze een paar maanden het huis uit zouden gaan. Uiteraard, zo kan hij lekker ongestoord zijn gang gaan.
Inmiddels leven zus en haar gezin al even als nomaden. Zus en nichtje nu een week of twee bij mij, slapen samen in mijn bed en ik logeer in mijn logeerkamer. Tijdelijk een typisch vrouwen huishouden; gehaast in de ochtend, discussies over het gebruik van de badkamer, rommel in iedere hoek en alles is altijd kwijt.
Waar ik dan wel weer goed aan zou kunnen wennen is aan het samen zijn; samen de was uitzoeken, samen koken, samen eten, samen op de bank. Zus en ik praten iedere avond voor het slapen gaan even bij onder het genot van een wijntje, of kop thee op een gezonde dag. De puber holt overal tussendoor; is alles kwijt, is boos, is gefrustreerd en is soms ook best gezellig.
Ik krijg er een beetje het camping-gevoel bij. Lekker rommelig en gezellig, vooral ook omdat ik weet dat het niet voor altijd is. Ik neem zo m’n toiletrol onder de arm en loop even naar de buren denk ik. Schreeuw nog wat naar de mannen op m’n dak en hoop dat het snel tijd is voor het pannenbier.
Klinkt gezellig!
Je gaat ze straks nog missen.