Over hand in hand over straat durven en mannen uit het zonnige zuiden
Er is dus eigenlijk helemaal niets, of wat zeg ik, minder dan helemaal niets te melden over mijn liefdesleven op dit moment. Wat betekent dat ik toch een andere manier zal moeten vinden om mijzelf door de herfst richting winter te slepen, dan hand in hand met een lief door de bossen zoekend naar bestippelde paddenstoelen. In de avonden en in het weekend vermaak ik me inmiddels stiekem toch maar weer met wat online daten, je moet iets natuurlijk om te voorkomen dat je alleen nog maar uit het raam staart richting vallende blaadjes. Om mezelf verder ook vast te behoeden voor de naderende winterdip, zoek ik toch maar weer naar iemand die hand en hand met mij over straat durft (en wederzijds natuurlijk!).
Na een tijdje plaatjes te hebben gekeken, ben ik inmiddels ook met verschillende mannen in gesprek geraakt, online nog steeds hoor. Ja, je moet die pijlen natuurlijk verschillende kanten op richten dacht ik zo. Maar op de een of andere manier hou ik het afspreken nog wat af, ik kan er de vinger niet op leggen waar die afwachtendheid op dat gebied vandaan komt, maar het voelt wel veilig zo aan de andere kant van m’n scherm. Wat me vooral bevalt is dat ik heerlijk in m’n oude joggingbroek zonder make-up achter die laptop kan blijven zitten.
Ik raakte in gesprek met een man en had in eerste instantie helemaal gemist dat hij uit het zonnige zuiden kwam. De berichten over een weer wisselden zich steeds sneller af en ik merkte dat ik blij werd van zijn naam in mijn mailbox, waar we ons inmiddels al bevonden. Ik zag dan ook best uit naar een eventuele ontmoeting. Alleen, de afstand Limburg – Huize H bedraagt toch wel zo’n 2 uur. Had ik onbewust toch een veiliger afstand ingebouwd, vond ik het te spannend of wilde ik eigenlijk helemaal niet uit die oude joggingbroek stappen?
Een man uit Limburg dus. Deze betreffende man heeft eerder ergens anders gewoond dus ik heb goede hoop dat hij het accent niet heeft. Want, met alle respect, als een man alles in de vragende zin tegen me zegt, zoals in mijn beleving ‘de Limburgers’ praten, word ik daar toch enigszins onpasselijk van. Ter verduidelijking van deze onpasselijkheid; ooit had ik, op een bruiloft nota bene, een hele avond bijzonder spannend oogcontact met een knapperd. Op het moment dat de band een toontje lager speelde, durfde de knappend op me af te stappen. Hij sprak tegen me maar ik verstond hem niet. Ik begreep niet waarom hij meteen zoveel aan me wilde vragen en tussendoor steeds maar weer ‘Wablief’ riep. Naar later bleek stelde hij geen vragen, hij sprak alleen elke zin uit in de vragende vorm. Zelfs toen we later buiten stiekem onze tongen met elkaar in aanraking lieten komen, presteerde hij het nog om daarna ‘Oh … ik vinnu zo aantrekkúluk?’ te zeggen. Waarna ik, mede door de goedkope wijn die ik de hele avond had gedronken, zijn schoenen onderkotste.
Bij nader inzien denk ik niet dat het iets kan worden tussen mij en de man uit het zonnige zuiden. Of misschien eerst eens bellen om te horen of ik hem überhaupt kan verstaan. Als ik alleen maar liefelijke woorden in de vragende vorm voorbij hoor komen vrees ik dat hij vrij snel gaat luisteren naar tuut tuut tuut …