Ik zei nog zo …
Bij mij op het kantoor is er nogal eens een machtsstrijd gaande; betreffende de temperatuur. In de winter loopt men hier half nakend rond en in de zomer draagt men hier coltruien. Tja. Coltruien hebben mij nooit geflatteerd dus die droeg ik alleen tijdens periodes van zuigzoenen in de nek en deze periodes liggen ver, ver achter mij (helaas). Maar ik dwaal af.
Om over de temperatuur des outsides maar niets te zeggen. Oké íets dan; want, ik leg het af menschen. Ik geloof niet dat ik ooit bejaard wordt want de hitte in een bejaardentehuis kan ik in gedachten nog niet eens aan, laat staan in het echt. Ik leef in slow-motion met dit soort temperaturen.
Dus. De temperatuur des kantorens. Ikzelf, beter bekend als een bij het plebs behorende kantoormens, bevind mij overdag in een zogeheten kantoortuin. De baas en de baas zijn bazen hebben allen een eigen kantoor, inclusief eigen temperatuur-regel-systeem. De kantoortuin waarin ik mij overdag bevind an sich is prima. Als je wilt kun je direct tegen iemand praten en als je niets wil horen moet je zorgen dat je je daarvoor afsluit. Ik ben daar redelijk goed in en heb gelukkig niet al te veel last van het kantoorplebs om mij heen.
Het enige wat ons plebs allen tot waanzin drijft zijn de temperaturen des kantorens, specifieker: de temperatuur-regel-apparaten. Als ik binnenkom voel ik meestal meteen wie er aan gezeten heeft, ofwel de collega die het altijd warm heeft ofwel een van de collega’s die het altijd koud heeft. En helemaal op warme dagen als vandaag, blijft het een machtsstrijd. Een anonieme strijd weliswaar. Iemand heeft soms het lef dat apparaat op verwarmen te zetten en als er niemand in de buurt is, zet ik het snel weer op koelen. Maar als ik even van m’n plek loop, kan ik er zeker van zijn dat bij terugkomst het apparaat weer op verwarmen staat. Aan het eind van de werkdag lopen mijn collega’s en ik allen verwilderd rond, sommige met een totaal ander kapsel als op het moment van binnenkomst op kantoor, waarschijnlijk vanwege het feit dat we allen met de handen in het haar zitten. De stress die het temperatuur-regel-apparaat met zich meebrengt! Daar kan geen deadline tegenop.
En verder, op dagen van extreme hitte, ren ik – zodra de bel op kantoor is gegaan – richting het water. Gelukkig heb ik een watertje in de buurt. In de vorm van een badje. Mijn onderbuurtjes hebben namelijk sinds kort een goedopgeblazen semi professioneel zwembad in de achtertuin staan. Ik hoef alleen mijn duikplank goed te positioneren en zal in geval van naderende zonnesteek dan gewoon een bommetje doen!
Wat ik eigenlijk zeggen wilde; doe wat ik doe, als de bel gegaan is: smeer factor 30, geniet van de zon maak zo af en toe een bommetje!